
‘TOEN WAS JE NIET ALLEEN’
De katoenen jurk met bloemmotief van de vrouw voor mij spant om haar zwangere buik. Bijna veertig is ze. Naast haar zit haar man. Zijn slapen zijn grijs, zijn achterhoofd kaal. Bij vrouwen ouder dan 35 jaar is de kans aanzienlijker groter dat een kind een erfelijke afwijking heeft. Daarom koos dit echtpaar, net als de meeste stellen, voor prenataal onderzoek. ‘Dit kind is zo gewenst,’ zegt ze met een glimlach. Ze legt beide handen op haar buik.
Het prenatale onderzoek dat ze eerder lieten doen, liet een verhoogde kans op een aangeboren afwijking zien. ‘Vruchtwatertest, vlokkentest: het is allemaal weer een risico.’ Haar man wilde naar aanleiding van de uitslag verder onderzoek. Zij niet. ‘Dit is een een gewenste zwangerschap, ‘ herhaalt ze. ‘We hebben uiteindelijk besloten om dit kind te krijgen zonder verder te testen,’ zegt haar man voorzichtig. ‘Wij geloven erin,’ zegt zijn vrouw om zijn woorden kracht bij te zetten. Ze knikt hem bemoedigend toe en pakt zijn hand vast. ‘In fundament lijkt de baby goed aangelegd,’ zeg ik als ik naar de echobeelden op mijn computerscherm kijk. ‘Als het down is, is het goede down,’ besluit de vrouw.
Twee dagen later beginnen de weeën. De voordeur van de woning op de begane grond waar ik me meld, wordt aan weerskanten opgeluisterd met een grote pot met daarin een rondborstige buxus. ‘Ik kom kijken hoe ver ze is,’ zeg ik tegen de man die opendoet. ‘Het is echte begonnen,’ zegt hij. Het zweet staat op zijn voorhoofd.
In de slaapkamer filtert vitrage het daglicht. Op handen en knieën probeert de vrouw de weeën het hoofd te bieden. Even later breekt het vruchtwater. De kleur laat zien dat de baby in het vruchtwater heeft gepoept.
‘Dat kan de ontplooiing van de longen negatief beïnvloeden, ‘ leg ik het echtpaar uit. ‘De bevalling moet daarom haar vervolg in het ziekenhuis krijgen.’ Gezamenlijk reizen we naar een medische toren aan de stadsrand.
Een paar uur later wordt er een meisje geboren. De gynaecoloog spreekt een verdenking van het syndroom van Down uit. Een verpleger neemt bloed af bij het kindje. Over twintig uur zal het echtpaar weten of trisomie 21 wordt bevestigd. In het ziekenhuisbed ligt het pasgeboren meisje in de armen van haar moeder. Vader zit naast het bed en kijkt bewegingsloos naar het tweetal. Zij wilde geen verder onderzoek, hij wel. De woorden worden niet uitgesproken. Ze hangen in afwachting van de uitslag zwaar in de benauwde kamer.
Zes weken na de bevalling komt het gezin bij mij op controle. ‘Het is zo’n goed kind, ‘ zegt de moeder. ‘Je ziet het niet direct aan haar.’ De amandelvormige ogen van het meisje staan iets scheef. De tong lijkt net iets te groot voor haar mond. Vader pakt zijn dochter uit de kinderwagen en laat haar vol trots zien. ‘Ze is zo speciaal.’
‘Hoe gaat het verder?’ vraag ik. ‘Eigenlijk gaat het thuis heel goed,’ zegt de vrouw. ‘Wat moeilijk is, zijn de reacties. In het ziekenhuis zeiden ze bijvoorbeeld direct na de geboorte: ”Dit had je toch kunnen verwachten?” ‘ ‘We moeten verantwoorden dat we toch gehoopt hadden op een gezond kind,’ vult vader aan. ‘Testen en dan bij een slecht resultaat je kindje laten weghalen is gemeengoed. Het kind houden niet.’ ‘Vroeger zag je nog kinderen met een afwijking op straat. Toen was je niet alleen. Nu zie je niet of nauwelijks meer.’ Hij streelt zijn dochter over haar hoofd.
Dit was een verhaal uit de praktijk van de verloskundige. Mickelle Haest heeft diverse ontroerende en grappige verhalen van verloskundigen opgetekend in het boek De ooievaar. Nieuwsgierig geworden? Neem dan hier een kijkje.
BEELD TEKENING VAN TINUS

