
MAG IK ER OOK ZIJN?
Daar lig ik dan op een groep met nog andere kinderen. Er is sinds kort ook een jongetje dat op mij lijkt, zou dat mijn broer zijn? Iedere dag zijn er andere zusters die ervoor zorgen dat ik verschoond word en op tijd mijn fles krijg. Ik lig altijd op hetzelfde plekje, in dezelfde box en ken inmiddels het stukje plafond boven me uit mijn hoofd. Heel soms heb ik geluk dat er speelgoed in de box ligt. Gelukkig mag ik af en toe ook naar buiten! Als iemand me oppakt, vind ik dat wel eng, maar buiten kijk ik mijn ogen uit.
Ik moet ineens weer denken aan de tijd dat ik nog klein was. Toen lag ik nog in het ziekenhuis. Het eerste jaar daar was erg saai. Ik lag een hele dag in bed, voelde me alleen, had vaak honger en mocht nooit naar buiten. Ook miste ik speelgoed in mijn bed, dus besloot ik maar om veel met mijn eigen handjes te spelen. En als ik uit bed werd gehaald, was ik erg bang, want meestal kreeg ik dan een prik of gebeurde er iets vervelends. Als ik dan (terug in bed) veel moest huilen en niemand kwam me troosten, heb ik een manier ontdekt dat ik mezelf kan troosten. Gewoon heel hard met mijn hoofd heen en weer schudden! Soms wordt ik er snel rustig van, soms duurt het lang.
Toen ik net 1 jaar was geworden (niemand had dat in de gaten, misschien mijn moeder maar die ken ik niet), kwamen er 2 zusters die ik nog nooit had gezien. Ze deden alsof ze ons heel leuk vonden, maar ik vond ze maar eng. Elke dag kwamen ze me uit bed halen en brachten ze me naar een kamertje met allemaal speelgoed. Ze wilden met me knuffelen, maar ik wist helemaal niet hoe dat moest en ook niet of ik dat wel fijn vond. Maar soms gingen we gewoon alleen maar samen op een schommelstoel zitten schommelen en naar de muziek luisteren. Dat was toch wel fijn! En ik denk ook dat de zuster zachtjes voor me bad. Langzaamaan begreep ik steeds een beetje beter dat ze me geen pijn wilden doen, maar dat ze van ons hielden. Ik vond het fijn als ik in een wipstoeltje mocht zitten en daar heerlijk kon spelen en kijken naar de andere kinderen. Ook zetten ze me soms in een soort Bumba-seat, zodat ik kon oefenen met zitten. Ik moet eerlijk zeggen dat ik dat eerst wel heel erg spannend vond en bijna niet rond durfde te kijken. Maar na een paar keer merkte ik dat ik dat gewoon kon en dan ook lekker kon spelen. Ik wilde dit wel vaker oefenen, misschien kan ik later dan wel zelf zitten net als de andere kinderen! Ik voelde me vrolijk en ging steeds meer brabbelen. Het leek wel of ik ‘mama’ kon zeggen en de zusters hoorden het ook. Maar toen ik bijna twee jaar werd, ging het allemaal veranderen. Op een dag werd mijn mooie zwarte krulhaar (waar eindelijk een meisjesspeldje in kon) afgeschoren, dat vond ik helemaal niet leuk! En de dag erna werd ik omgekleed en meegenomen naar de ambulance. Gelukkig ging 1 van de zusters mee die veel van me hielden. Het was eigenlijk best leuk onderweg. Ik zag de bomen langs flitsen en het licht van de zon erdoorheen. Ik genoot ervan en viel tevreden in slaap.
Nu snap ik dat ze me naar het kindertehuis hebben gebracht. De zuster ging weer met de ambulance mee terug en ik bleef hier achter. Nu ben ik hier al lang en ben ik inmiddels 3 jaar geworden.
Maar zou het echt waar zijn wat ik pas heb gehoord?! Dat die 2 zusters binnenkort bij ons komen werken!? Zal ik hen nog kunnen vertrouwen? Zouden ze me nog kunnen leren zitten? En misschien ook wel eten, knuffelen, liefhebben, praten, zitten en lopen? En met me willen zingen en bidden?! Wilt u ook voor mij en mijn broer bidden? En voor al die andere kinderen!? Psalm 27:10: ‘Want mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten, maar de Heere zal mij aannemen’.
TEKST MIRJAM MARIJS // BEELD CHANNAH VAN WOLFSWINKEL
Via Stichting Kimon woon en werk ik in Svaliava (Oekraïne) in een kindertehuis. Om de kinderen te ondersteunen in hun ontwikkeling en hen de liefde geven die ze zo hard nodig hebben. Meer lezen of mij steunen kan via https://www.mirjaminoekraine.nl/sponsoren

