
OORDELEN VRAGEN OM ONDERZOEK
Positief zijn over dat wat bekend is, is geen moeilijke opgave. Het wordt pas echt spannend als we geconfronteerd worden met het onbekende. Dat brengt onherroepelijk een zekere angst met zich mee, omdat we niet kunnen weten wat we verwachten.
Waarom is roddelen bijvoorbeeld zo verleidelijk en verbindend? Omdat je aan dezelfde kant staat als je mederoddelaar. In De gouden gespreksgids. Voor elke ongemakkelijke situatie schrijft Wicher Schols: ‘Het geeft steun om te denken dat jij en de jouwen het goede doen en dat mensen die het anders doen, het bij het verkeerde eind hebben.’ Volgens psycholoog Andreas Wismeijer werkt roddelen als sociaal smeermiddel. Dat is niet het enige, er komt zelfs dopamine vrij in onze hersenen, wat bekend staat als ‘het geluksstofje’. Daarentegen komen er stoffen vrij in de hersenen die duiden op fysieke pijn wanneer er over óns geroddeld wordt.
Denken dat de ander het bij het verkeerde eind heeft, leidt eveneens tot discriminatie en racisme volgens Schols. Hierover schreef Naeeda Aurangzeb het onlangs verschenen boek 365 dagen Nederlander. In bijna vierhonderd korte anekdotes wordt de lezer geconfronteerd met het alledaagse racisme waar de journalist mee te maken heeft. Zoals het voorbeeld bij de buurtbakker. Bakker Paul, tegen niemand in het bijzonder: ‘Heb je het al gehoord? De huisarts heeft gedreigd die zwangere Turkse assistent op staande voet te ontslaan. Wachtende vrouwen: ‘Goed van hem, dat werd tijd.’ Naeeda: ‘Wat heeft ze gedaan?’ Bakker:’ Ik heb gehoord dat ze aan de ramadan deed met die zwangere buik van d’r. Toen heeft de huisarts gezegd dat ze meteen moest kappen met dat vasten of er dreigde ontslag. Veel te gevaarlijk voor die baby. Het moet niet gekker worden met die lui.’ Vrouwen: ‘Genoeg is genoeg, we pikken al te lang te veel in dit land.’
‘Hoe kijkt u, als zwarte vrouw, tegen deze avond aan?’ Goedbedoelde vragen kunnen als een koude plens water overkomen.
In een interview met Algemeen Dagblad noemt de auteur kortzichtigheid of een gevoel van superioriteit als beweegreden om racistische opmerkingen te uiten. Naeeda: ,,In de meeste gevallen zullen mensen zich niet realiseren dat ze je pijn doen. Maar uiteindelijk doet de intentie er niet toe. Vergelijk het met dat je een glas water in mijn gezicht gooit, omdat je denkt dat ik het warm heb. Dat bedoelde je vast aardig, maar ik schrik van dat water in mijn gezicht.” Zo kreeg ze tijdens een nieuwjaarsreceptie eens de vraag van een onbekende vrouw: ‘Hoe kijkt u, als zwarte vrouw, tegen deze avond aan?’ Goedbedoelde vragen kunnen als een koude plens water overkomen.
Is discriminatie iets van onze tijd? Kon ik maar zeggen dat het een tijdelijk probleem was, wat vanzelf weer over waait. Als ik de Bijbel erbij pak, lees ik het verhaal van Jona. Daarin proef ik iets van de angst naar het onbekende. Deze profeet moest naar Nineve, een stad vol mensen die niets van God wilden weten. Hij begon te vluchten toen God hem deze opdracht gaf. Er was een storm en een walvis nodig om Jona te krijgen waar God hem hebben wilde. God wilde dat het volk behouden zou worden.
Wijzen naar de ander gaat me beter af dan naar binnen kijken.
Hoe kunnen we ons nu wapenen tegen het veroordelen van de ander? Hoe kunnen we stoppen met wijzen naar elkaar en ruimte bieden voor verschillen? Marshall Rosenberg ontwikkelde een wijze van communiceren, de geweldloze communicatie. Volgens Rosenberg ligt er onder een negatief oordeel altijd een onvervulde behoefte. Omgekeerd laat een positief oordeel juist een vervulde behoefte zien. De basisbehoeften die we allemaal delen zijn: autonomie, verbondenheid en competentie. Waar nog meer behoefte aan hebben, verschilt per persoon. Zelf heb ik een sterke behoefte aan harmonie en veiligheid. Een ander zal weer meer behoefte hebben aan inspiratie, respect of waardering. Als we onderzoeken wat er ten grondslag ligt aan onze oordelen, worden we gedwongen naar binnen te kijken. Wijzen naar de ander gaat me beter af dan naar binnen kijken. Als ik mij bewust ben van mijn oordelen, kan ik ze gaan onderzoeken en begrijpen. De bril waarmee wij als mensen de wereld bekijken, wordt gevormd door ons referentiekader. Bewustzijn van deze bril maakt dat we niet schuw zijn de bril van de onbekende ander op onze neus te zetten. Ook niet wanneer deze bril onbekend terrein is. Voorbij onze opvattingen zullen we elkaar immers ontmoeten.
BEELD ARINA PROSMAN // TEKST HANNA KATER

