
‘HIER WEIDT MIJN ZIEL MET EEN VERWOND’REND OOG’
“Somber was de maand december. Niet bijzonder veel regen, maar wel bijzonder veel grijs. Weinig opbeurend, eerder deprimerend. Intussen werd het koud, echt koud. Koud met een heldere sterrenhemel en overdag blauwe luchten, witte weiden en onbeweeglijke bomen. Op de fiets is het wel bibberen maar ook genieten, met volle teugen. Eigenlijk ben ik nooit erg aan de lente toe als het niet eerst goed gewinterd heeft. En ’t is voor de natuur ook beter. Hier ligt een mooie les in voor het geestelijk leven…”
In het boek ‘de waakzame grutto’ gaan we samen met de auteur, Ds. M van Reenen door de seizoenen heen. Soms eens wandelend, dan eens per fiets. In dit boek neemt Ds. M. van Reenen ons mee in de wonderen die in de stilte van de natuur liggen verborgen. De lessen die erin besloten liggen zijn treffend, leerzaam en pastoraal. In ieder hoofdstuk zijn citaten verwerkt die tot nadenken aanzetten. De citaten, soms genomen uit de tekst, verdiepen wat de schrijver de lezer mee wil geven. “Hoezeer de tijden ook veranderen, ten diepste verandert de Kerk niet.”
We starten onze wandeling door de jaarseizoenen in januari. Zo somber de maand december kan zijn, zo koud is de maand januari. Niet dat heel de natuur dat fijn vindt. Heel wat insecten vriezen dood en hazelaars die uitbundig konden bloeien houden zich nu nog even in. Toch begint de Turkse tortel al met zijn gekoer. De vogels weten dat de winter de voorbode is van de lente. Hierin ligt een mooie les voor het geestelijke leven. Iedere moeilijke tijd geeft als de Heere het zegent zijn eigen geestelijke winst. Als er grauwheid en somberheid over de ziel valt dan is het de tijd van het verdrietige verlangen, het hopen op een tijd waarin het ooit nog eens anders wordt. Maar als het helder vriest dan kunnen we dat zien als de tijd van hoopvolle verwachting. Ja, net als in die andere periode moet de ziel ook in deze tijd leren zelf niets te hebben.
Langzaam smolt het ijs weg. De vogels sloegen weer aan het zingen. “Het ijs om de ziel leek zo vast te zitten-maar als de Geest daarover blaast, dan stelt het voor Hem niets voor.” Wij kunnen daaraan niets bijdragen. Wij kunnen wel ijs in stukken breken maar niet laten smelten. Ons harde hart moet openbreken, wil er ooit nut en toekomst zijn.
Dan wandelen we april binnen. De morgen na Tweede Paasdag keek de auteur naar buiten en was het bewolkt, voor het eerst in weken. Veel had hij de afgelopen tijd gedankt voor het mooie weer, deze morgen bad hij stilletjes voor de wolken en stilletjes om een beetje regen. De regenton was al dagen droog, het land stoffig. De aanblik op de stoffige grond leerde de auteur dat wij eigenlijk niet weten wat goed voor ons is. Enerzijds verlangen we naar regen, anderzijds naar zonneschijn. De Heere weet wat we nodig hebben. Wij denken zo vaak te weten hoe alles zou moeten verlopen, in de weersomstandigheden, met onze gezondheid in het verloop van de wereld. Maar wat zijn wij nietig en wat hebben wij zicht nodig op Hem die alles weet en volkomen wijs en goed is.
In mei blikken we terug op het bijzondere begin van de lente. Heel traag leek de natuur op gang te komen tot op een zaterdagochtend de wind ging draaien. Na een frisse zaterdag kwam er een warme zondag. Wat zijn wij als mensen afhankelijk van de wind. In het geestelijke leven is dat niet minder. Waar zouden we zijn zonder het werk van de Heilige Geest?
In juni lopen we samen met de schrijver een stukje over het land. De zon hangt al in het westen. Langs de weg horen we grutto’s hevig alarmeren. Ze maken zich druk om een ooievaar. Waarom zijn de grutto’s zo gealarmeerd? Als in juni het gras gemaaid wordt weten ooievaars de weiden met vogelnesten te vinden. De grutto’s vrezen dan het ergste voor hun jongen, die ze met veel zorg hebben uitgebroed. Op dat moment treft een geestelijke les de schrijver. “De duivel gaat rond als een loerende ooievaar, zoekende wie hij zou kunnen verslinden”(vgl. 1 Petr. 5:8). Hij heeft het bijzonder voorzien op deze jongen. Hij verslindt er duizenden door hen in verwarring te brengen. Wat zijn z’n aanvallen velen. Zijn er dan bezorgde (groot) ouders die, net als die grutto’s de duivel wel zouden willen verjagen? Hopelijk wel. “De duivel gaat niet op de loop vanwege ons krijgsgeschreeuw, maar wel vanwege ons hulpgeroep”. Ach wat helpt dat denk je misschien? Je kunt je soms meer hulpeloos en verlaten voelen dan zo’n eenzame grutto onder de wijde hemel. Een grutto krijgt geen vos aan zijn snavel gespiesd. En een nietig mens is niet tegen de duivel al helemaal niet opgewassen. En toch, toch vecht zo’n grutto alsof hij het wel kan. Laten wij dan ook vechten tegen de duivel alsof we hem kunnen verjagen.
Dan belanden we tijdens onze wandeling in de maand oktober. Op een morgen lopen we met de schrijver naar buiten. Sterren schitteren aan de stille, heldere hemel. Het lijkt een mooie najaarsdag te worden. Na enige tijd schuift er een dikke wolk voor de lichte lucht. Richting de horizon vertoont zich nog een streep van helderheid, maar die zal spoedig worden opgeslokt. deze dag zou weer even grijs zijn als de voorgaande dagen. Zo ligt de vreugde om de nieuwe dag al spoedig weer onder een bedekking. Maar toch, als we verder hadden kunnen kijken was het gevoel van teleurstelling veel minder geweest. De wolk die we voor het raam zagen had aan de achterkant een einde maar dat kunnen wij niet zien. “Achter de wolken schijnt de zon” zeggen we, zo komt ook aan elke wolk een eind. Wat leerzaam. Soms vatten we hoop, dan is het licht. Maar dan wijzigen de omstandigheden, ons hart wordt zo verdonkerd en we vrezen dat het altijd zo zal blijven. We hebben als christen geen belofte dat het altijd licht zal blijven, evenmin zal het altijd donker blijven. “We mogen weten dat God een Licht is, en gans geen duisternis in Hem is.”
De korte hoofdstukken lieten ons, tijdens onze wandeling allerlei aspecten uit de natuur zien. We liepen de vier seizoenen door. Elk seizoen heeft zijn eigen lessen die opgesloten liggen in de verschillende aspecten van de natuur. Wie dit boek leest zal versteld staan van de geheimen die God in de natuur voor ons verborgen heeft. God wil zich door de natuur laten zien en het moede hart rust geven. “Als Christus Zich laat zien, scheppen wij nieuwe moed voor de momenten waarop Hij Zich weer zal verbergen”. Als Christus Zich laat zien, doen wij ook nieuwe ontdekkingen dan raken wij op Hem nooit uitgekeken. Laten we dan veel op Hem zien en naar Hem uitzien, zoals David dat bezong: “Hier weidt mijn ziel met een verwond’rend oog.”
Hier is meer informatie te vinden over ‘De waakzame grutto’.


